Kapper en ondernemer Ap Israël vertelt over zijn passie voor het kappersvak en over werkgeverschap in coronatijd.
Je kunt het interview ook als Podcast beluisteren.
Wanneer dacht jij: ik word kapper?
“Na mijn examen had ik geen idee wat ik wilde doen. Mijn moeder had een kapsalon en zij zei: je moet iets kiezen. Zij had een sociaal en leuk vak, vond ik, dus ik dacht: laat ik de kappersopleiding gaan doen. Het lag me goed: ik had talent, zeiden mijn docenten.”
Vond je het vak toen al meteen leuk?
“Tijdens het eerste jaar van de opleiding kreeg ik veel complimenten. Op een gegeven moment was er een consulent bij wie ik alleen maar 3-en en 4-en haalde. Ik schrok me helemaal kapot. Wat is er aan de hand, dacht ik. Kan ik het toch niet? Maar bij het examen in Utrecht slaagde ik met allemaal hoge cijfers. In de bus terug naar Den Haag zei de consulent: ‘Dat heb je netjes gedaan’. ‘Was het eerder dan zo slecht?’, vroeg ik. Wat bleek: ik had te veel babbels dus hij moest mij even een lesje leren. Hij heeft me geleerd dat je altijd met beide benen op de grond moet blijven staan – daar ben ik die man nog steeds dankbaar voor. Dat probeer ik ook aan mijn medewerkers mee te geven: je werkt in een team, je doet het met z’n allen. Dat is onze kracht.”
Wat maakt het kappersvak zo leuk?
“Het heeft meerdere facetten. Aan de ene kant heb je het vaktechnische. Daarnaast moet je met klanten kunnen omgaan en begrip tonen voor situaties. Niet iedere klant is vrolijk. Je moet snel schakelen, dat maakt het vak boeiend. En ten slotte: je creëert wat. Je knipt niet de hele dag hetzelfde, maar maakt iets waar de klant zich happy bij voelt. Klanten komen binnen voor een goed kapsel, en ondertussen bouw je een relatie op met je klant. Dat vinden wij als team leuk om te doen. Je voelt bij ons de verbondenheid tussen het personeel onderling en met onze klanten.”
Voor werkgeluk zijn zingeving, voldoening én verbinding belangrijk. Het klinkt alsof je die drie elementen hebt gevonden in je werk.
“Daar gaat het om in het leven, wie je ook bent en wat voor werk je ook doet: je wilt het naar je zin hebben. Als je de mogelijkheid hebt om dat zelf te creëren, dan ben je een rijk mens. En als je anderen in je kielzog kunt meenemen, kun je alleen maar blij zijn.”
Je hebt je eigen bedrijf. Waar let je op als je personeel in dienst neemt?
“Personeel aannemen is een grote stap. Hiervoor was ik bedrijfsleider in een grote kapsalon, dus ik had daar wel ervaring mee, maar het was niet mijn eigen toko. Ik had wel een visie hoe ik het wilde doen. Mijn eerste medewerkster 24 jaar geleden was Pascalle, zij is nog steeds een goede vriendin van me en zij heeft hard meegewerkt om het bedrijf te laten groeien. De meeste personeelsleden werken hier acht, tien of twaalf jaar. Ik let op vaktechniek en of de persoon open is naar mensen toe en kan delen. Daarmee bedoel ik emoties delen, maar ook bijspringen voor een collega en hulp durven te vragen. Iedereen heeft weleens een moment dat het minder goed gaat en dan moet je er ook voor elkaar zijn. Als je dat kunt delen, dan kun je vermenigvuldigen.”
Is kunnen delen specifiek relevant voor het kappersvak? Kun je ook solisten hebben?
“Ik vind van niet, je doet het met een team. Ik had een keer een solist, die dacht dat hij de ster was. Hij had niets over voor een ander en zette zich daarmee buiten de club. Dat werkte niet.”
Waar zit het teamaspect in voor kappers?
“Dat begint al ’s ochtends als je binnenkomt en dingen met elkaar deelt: je praat over hoe het thuis gaat, over actualiteiten, politiek of een voetbalwedstrijd. Tijdens het werk moet je elkaar om advies kunnen vragen: hoe zou jij dit oplossen? Dat is nodig om samen verder te groeien. Als je je onzeker voelt, voel je je rot. Maar als je hulp vraagt, tips krijgt of hebt overlegd, lucht dat op. Vragen stellen is geen gebrek. Teamwork maakt je blijer.”
Hoe stimuleer je dat?
“Door vragen te stellen, mezelf kwetsbaar op te stellen, collega’s de ruimte te geven maar ook een schop onder de kont te geven als iets niet goed gaat. En door complimenten te geven. Dat doet het hele team en zo maak je elkaar beter.”
Je kwetsbaar opstellen is dus goed voor je ontwikkeling. Hoe gaat dat eigenlijk traditioneel binnen het kappersvak, hoe ontwikkelt iemand zich van een 7 tot een 9?
“Dat verschilt per kapper. Een aantal medewerkers is leergierig. Maar anderen kiezen voor een baan van 9 tot 5 en klaar. Een van mijn collega’s traint nieuwe talenten. We hebben net een nieuwe medewerker die erg leergierig is, dat is fijn. Hiervoor had ik een medewerkster waar we echt aan hebben moeten trekken en duwen. Ik zei: dat wordt hem niet. Maar het personeel wilde haar nog een kans geven. En ze hadden gelijk: de medewerkster kreeg steeds meer zelfvertrouwen, voelde dat ze gewaardeerd werd en is nu goud. Zo kan het ook gaan. Mijn eigen zoon werkt hier ook in de zaak. Die wist ook niet wat hij wilde worden, dus toen zei ik: dan kom je hier maar vegen. Zo is hij begonnen. Nu is hij een zeer gewaardeerd medewerker. Mijn dochter wist altijd al dat ze kapper wilde worden, en stond er vanaf haar 17de. Al met al is het een mooie club bij elkaar. Ik ben trots op mijn team.”
Hoe zorg je voor verbinding met je collega’s?
“We delen successen, gaan zo nu en dan uit eten. De periode voor kerst is het hard werken, maar daar maken we altijd een feest van. We nemen weleens een wijntje of biertje na het werk. Als er iets is, bellen we elkaar. Het is belangrijk om er voor elkaar te zijn. Het kappersvak is een gevoelsvak. Ik zíe mensen. Ik heb heel sterk dat als ik iemand in de ogen kijk, zie als er iets aan de hand is. Het is dan heel simpel om een arm om de schouder te leggen en één vraag te stellen. Dan branden ze los. Dat komt door het vertrouwen dat je in de loop der tijd hebt opgebouwd, maar ook omdat je laat zien dat je echt betrokken bent. Als er iets is, komt het er toch wel uit, zeker als ze weten dat je daar zorgvuldig en oprecht mee omgaat.”
Resultaten boeken is belangrijk voor werkgeluk. Jullie boeken resultaat bij iedere klant. Kijk je er ook zo naar of kan een dag ook op een andere manier succesvol zijn?
“We maken vaak mee dat we een mooi resultaat bereiken bij een klant. Bijvoorbeeld met een nieuwe kleur of nieuw model. Of als iemand binnenkomt met een rotstemming en met een lach weer naar buiten gaat. Of als collega’s met elkaar op een rustig moment even een rondje door de stad lopen, dat moet ook kunnen. Of als er om vijf uur nog een klant binnenkomt, die klant nog helpen. Het lijkt me heel naar om alleen naar de omzet te kijken als resultaat, en met een lang gezicht te zitten als ik die niet heb bereikt. Ik wil financieel resultaat, maar niet ten koste van alles. Ik vind het belangrijker om te investeren in de relatie met een klant dan om een shampoo te verkopen. Die band is op de lange termijn belangrijker voor het succes van mijn zaak. Toen ik begon 24 jaar geleden wilde ik een zaak creëren waar sfeer hangt, aandacht voor elkaar is en waar het gezellig is. Dat dat is gelukt, is rijkdom.”
Wat betekende corona voor jou?
“Wij hadden al snel door dat er iets aan de hand was. Een aantal medewerkers was bang. Die meiden heb ik naar huis gestuurd, totdat we een week later verplicht dicht moesten. Wekenlang je werk en passie niet kunnen uitoefenen, is moeilijk. Dan komt de vraag of je het financieel gaat redden. Gelukkig heb ik in de jaren een buffer opgebouwd en kregen we financiële steun van de overheid. Dat gaf rust. Toen we dicht waren, was voor mij de vraag: hoe houd je je team bij elkaar? Ik heb ze af en toe opgezocht, verteld dat ze zich niet druk hoeven te maken over de financiën. We hebben de zaak schoongemaakt met z’n allen en hebben af en toe een strandwandeling gemaakt.
Wij zitten middenin het centrum van Den Haag waar veel ambtenaren werken die nu niet op kantoor zijn. Ik was bang dat we klanten zouden verliezen. Toen we weer open mochten, was het vier weken lang gekkenhuis. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat hebben we met het hele team hard gewerkt. We zaten in een flow. De sfeer was heel goed, er werd weinig over corona gepraat maar juist over positieve dingen. Sommige klanten wilden zelfs dubbel betalen omdat ze zo lang niet geweest waren. Geweldig. Maar nu wordt het stiller. Als het zo doorgaat, zullen er toch een of twee mensen uit moeten. Maar dat doe ik niet voor het einde van het jaar.”
Maak je je zorgen over de toekomst?
“Het wordt geen florissant jaar. We werken op 75 procent van onze bezetting zodat we voldoende ruimte hebben. Het is dit jaar overleven. De kantoren om ons heen zullen nog lang niet op volle bezetting zitten. Gelukkig heb ik een positieve inborst. Ik hoop dat we volgend jaar een nieuwe start kunnen maken.”
Ap was ook te zien bij Op1: